Of je koning bent of een zwerver: de voetstappen die je achterlaat in het zand zijn gelijk. Dat is een wijsheid die mijn moeder me ooit bijbracht. In mijn jongere jaren begreep ik haar boodschap niet. Wat moest ik met deze vreemde uitdrukking? Juist ik had er alles aan gedaan om materiële rijkdom te vergaren om zo een koning te worden. Dat ik anderen benadeelde en geen echte bijdrage aan een betere wereld leverde, maakte me niet uit. Ik wilde succes uitstralen en in alle luxe leven. Mijn extravagante auto’s stonden symbool voor mijn levenshouding. Uitgerekend nu op de vroege ochtend, hier in het klooster van Leuven, hoor ik mijn moeder in mijn gedachten nogmaals haar memorabele woorden uitspreken en ik begrijp ineens de kern van haar boodschap. Je verlaat dit leven hoe dan ook met lege handen. Het zijn niet je bezittingen die op je sterfbed van belang zijn, maar de footprint die je achterlaat. Renard geeft me de kans om iets waardevols in deze wereld achter te laten. Hij spreekt over de vierde dimensie en de geheimen van het universum.
Bij het ontbijt vertel ik Renard het goede nieuws. Ik ga voor hem onderzoek doen op Harvard University in de Verenigde Staten. Na het ontbijt neemt Renard mij mee naar de begraafplaats van het klooster, waar veel beroemde schrijvers, wetenschappers en kerkelijke vaders hun laatste rustplaats hebben gevonden. Hoewel een begraafplaats voor veel mensen een ietwat luguber gevoel oplevert, ervaar ik op deze vroege ochtend een andere kantoorruimte apeldoorn kant. Er daalt een rust in me neer terwij 1 de frisgroene blaadjes ritselen in de zachte warme ochtendbries. De oude paranormale gevoelens komen weer opzetten en ik voel me gelukkig in het hier en nu. We gaan op een bankje op een heuveltje onder een oeroude eik zitten en kijken over de begraafplaats uit. “Heb je het antwoord gevonden op de vraag van gisteravond?” vraagt Renard. “Er moet iets zijn geweest waar het ooit allemaal begon. Er kan niet iets uit het niets voortkomen,” antwoord ik.
De uitleg valt blijkbaar goed, want Renard knikt tevreden. Het is stil op de begraafplaats. Alleen het ruisen van de bladeren is te horen, dat plotseling wordt onderbroken door de klàosterklok die aangeeft dat het negen uur is. Na het uitdoven van het geluid van de klokken heeft de stilte het op het kerkhof weer voor het zeggen. Ik heb nooit geweten dat stilte zoiets fijns kon zijn. In mijn tijd als beurshandelaar was het nooit stil; vierentwintig uur per dag was er wel ergens geluid en bovendien altijd hectiek.